AB | Wee hij, zeggende tot een vader: Wat verwekt jij? en tot [een] vrouw: Wat baart jij? |
SV | Wee dien, die tot den vader zegt: Wat genereert gij? en tot de vrouw: Wat baart gij? |
WLC | הֹ֛וי אֹמֵ֥ר לְאָ֖ב מַה־תֹּולִ֑יד וּלְאִשָּׁ֖ה מַה־תְּחִילִֽין׃ ס |
Trans. | hwōy ’ōmēr lə’āḇ mah-twōlîḏ ûlə’iššâ mah-təḥîlîn: |
Wee dien, die tot den vader zegt: Wat genereert gij? en tot de vrouw: Wat baart gij?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Wee dien, die tot den vader zegt: Wat genereert gij? en tot de vrouw: Wat baart gij?
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!